Vaker zorg vanuit de Wmo, meer jongvolwassenen kregen hulp

In 2024 kregen bijna 1,3 miljoen mensen zorg vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), 11 procent meer dan in 2019. Vooral meer jongvolwassenen kregen hulp. Dit blijkt uit de laatste cijfers van de Gemeentelijke monitor sociaal domein en het CBS.
In de Wmo 2015 is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bieden van hulp en ondersteuning aan inwoners die dat nodig hebben. Er zijn verschillende maatwerkvoorzieningen, zoals Hulp bij het huishouden (bijvoorbeeld bij het schoonmaken van het huis), Ondersteuning thuis (zoals begeleiding in het dagelijks leven) of het aanbieden van hulpmiddelen als een rolstoel of traplift.
Meer hulp Wmo door vergrijzing
Dat meer mensen gebruikmaakten van ondersteuning op basis van de Wmo komt onder andere doordat er meer ouderen zijn: ouderen krijgen het vaakst ondersteuning vanuit de Wmo. In 2024 was 10 procent van de bevolking 75 jaar of ouder, in 2019 was dit 8 procent. In deze leeftijdsgroep bleef het aandeel mensen dat gebruikmaakt van de Wmo gelijk (1 op de 3). Bij jongvolwassenen nam dat aandeel wel toe in de afgelopen vijf jaar.
Meer jongvolwassenen maken gebruik van hulpmiddelen en diensten
Binnen de categorie hulpmiddelen en diensten (zoals een rolstoel of taxirit) kregen in verhouding vooral meer jongvolwassenen ondersteuning. Zo maakten 39 duizend 30- tot 45-jarigen gebruik van deze maatwerkvoorziening, 12 procent meer dan in 2019. Ter vergelijking: de grootste groep gebruikers bestond uit 75-plussers (424 duizend). Binnen deze leeftijdsgroep was de relatieve toename beperkter vergeleken met 2019, namelijk 6 procent.