dinsdag, 9. mei 2017 - 11:39 Update: 09-05-2017 11:54

Vrouw die gezichtsbedekkende kleding weigerde af te doen terecht gekort op uitkering

Vrouw die gezichtsbedekkende kleding weigerde af te doen terecht gekort op uitkering
Foto: Archief BON ter Illustratie
Utrecht

De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 mei 2017 geoordeeld dat de gemeente Utrecht een bijstandsuitkering mocht verlagen, omdat betrokkene bij herhaling had geweigerd tijdens een werktraining haar niqaab af te doen. De kans dat zij snel werk vindt, is zeer klein als zij een niqaab blijft dragen. Dit heeft tot gevolg dat onnodige druk wordt gelegd op de publieke middelen.

Betrokkene, een moslima, ontving een bijstandsuitkering. Om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, achtte de gemeente het nodig dat zij deel zou nemen aan een werktraining. Tijdens deze training mocht zij wel een hoofddoek dragen maar geen gezichtsbedekkende kleding, zoals een niqaab, omdat dit volgens de gemeente het vinden van werk belemmert. Betrokkene heeft bij herhaling geweigerd de niqaab af te doen. De gemeente heeft daarom de bijstandsuitkering gedurende twee maanden verlaagd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de beslissing van betrokkene om een niqaab te dragen valt onder het recht op godsdienstvrijheid. Die beslissing is immers geïnspireerd door haar geloofsovertuiging. Het verbod om tijdens de werktraining een niqaab te dragen vormt dus een inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid. Dat wordt niet anders doordat betrokkene in plaats van een niqaab een hoofddoek had kunnen dragen. Voor die inbreuk had de gemeente echter een geldige reden. Uitgangspunt is namelijk dat een bijstandsgerechtigde zo snel mogelijk zelf in zijn bestaan voorziet. De Centrale Raad van Beroep acht het aannemelijk dat in de huidige maatschappelijke context het dragen van een niqaab belemmerend werkt bij het vinden van werk. Het onbedekte gezicht speelt een belangrijke rol in het contact tussen personen en is essentieel bij het krijgen van werk. De weigering van betrokkene om haar niqaab af te doen, verkleint in hoge mate de kans dat zij snel werk vindt. Dit legt een onnodige druk op de publieke middelen. Vandaar dat de inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid in de vorm van een verbod een niqaab te dragen tijdens een werktraining noodzakelijk wordt geacht in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel.