woensdag, 4. juli 2018 - 20:24

Opgenomen gesprek met journalist vernietigd zonder uit te luisteren

Opgenomen gesprek met journalist vernietigd zonder uit te luisteren
Foto: Wongpear
Amsterdam

In de zaak van de moord op de broer van de kroongetuige op 29 maart 2018 in Amsterdam heeft de officier van justitie in het begin van die middag een bevel gegeven om in een openbare ruimte een gesprek op te nemen tussen een journalist en een andere persoon.

Dit bevel is niet voorgelegd aan het College van procureurs-generaal of de parketleiding van het parket Amsterdam zoals de ‘Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten’ voorschrijft. Voorafgaand aan dit bevel heeft de officier van justitie een mondelinge vordering gedaan bij de rechter-commissaris, die deze vordering heeft toegewezen.

Interne toetsing

De impact van de ernst van het gepleegde strafbare feit maakt de drang naar de inzet van alle beschikbare opsporingsmiddelen begrijpelijk. Voorafgaand aan het bevel t.a.v. dit middel heeft echter niet de vereiste interne toetsing plaatsgevonden,  hetgeen gezien de hectiek van de eerste uren van het opsporingsonderzoek wel goed te begrijpen was.

Onbeluisterd vernietigd

Aan het bevel is weliswaar uitvoering gegeven, maar de betreffende opname is nog diezelfde dag, toen de handelswijze bekend werd bij de parketleiding, in een kluis gelegd. De betreffende opname is, ondanks de opdracht van de rechter commissaris daartoe, nooit uitgeluisterd en uiteindelijk na overleg met het College van procureurs-generaal in opdracht van de hoofdofficier van justitie in Amsterdam vernietigd, omdat het OM vindt dat de opname een ontoelaatbare inbreuk is op de bronbescherming van journalisten.

Aanwijzing

De vordering en het gegeven bevel waren in strijd met de ‘Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten’ van het College van procureurs- generaal. In deze aanwijzing wordt het juridisch kader geschetst voor de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen bij journalisten.

Overleg met College

De achtergrond voor deze Aanwijzing ligt in het feit dat een journalist op grond van artikel 10 van het EVRM het recht heeft om zijn bronnen te beschermen en dat het overheden in beginsel niet is toegestaan om daarop een inbreuk te maken. Verder bepaalt de Aanwijzing dat deze zaken gevoelige zaken zijn en dat de toepassing van dwangmiddelen jegens journalisten slechts geoorloofd is na overleg met de parketleiding en aansluitend het College over de voorgenomen beslissing. De veiligheid van de betrokken journalist speelt uiteraard bij de genomen beslissingen van het OM een belangrijke rol.

De advocaat van de verdachte en de zittingsrechters zijn door de officier van justitie eerder geïnformeerd over vorenstaande. Ook de journalist in kwestie is hierover al eerder geïnformeerd.