dinsdag, 21. april 2020 - 12:05

Geen examen voor vader om voor zijn kinderen te mogen zorgen

Foto van rechter in toga
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Haarlem

De vader had een latrelatie met de moeder. Hij had beide kinderen erkend, maar geen gezag over hen. De kinderen waren na het overlijden van de moeder uit huis geplaatst bij een pleeggezin. De wet is duidelijk: de plek van de vader als overlevende ouder staat gewoon voorop. Hij zal dus met het gezag worden belast.

Achtergrond

De vader had een latrelatie met de moeder. Hij had beide kinderen erkend, maar geen gezag over hen. De kinderen waren na het overlijden van de moeder uit huis geplaatst bij een pleeggezin. Aanvankelijk waren de Jeugd en Gezinsbeschermers in Alkmaar belast met de voorlopige voogdij (een voorlopige maatregel die drie maanden kan duren). Er moest nader onderzocht worden wie definitief met de voogdij over de kinderen belast kon worden. De Raad voor de Kinderbescherming vond dat de Jeugdbeschermers met de voogdij belast moesten worden. De vader vond juist dat hij het gezag moest krijgen, en had ook een verzoek ingediend. Er liep een spoedprocedure (voorlopige voorziening) en een bodemprocedure bij de rechtbank. In verband met nadere onderzoeken heeft het enige tijd geduurd voordat er beslist kon worden.

Mondelinge uitspraak rechtbank

Op 4 maart 2020 is in beide procedures mondeling uitspraak gedaan. Dit heeft de rechtbank gedaan  zodat dit rechtstreeks van mens tot mens kon gebeuren en de overwegingen duidelijker over zouden komen. Zeker in een zaak waarin de emoties hoop opgelopen zijn en de uitspraak misschien  boosheid kan oproepen. In Nederland is het aan de rechter voorbehouden hierin te beslissen. Daarbij staat het belang van de kinderen voorop.

Niet onderbouwde aannames

In de uitspraak wordt klip en klaar het wettelijk kader uitgelegd. Het verzoek van een overlevende ouder om met het gezag te worden belast wordt alleen afgewezen, wanneer het belang van de kinderen zich daartegen verzet. Dat betreft nogal extreme situaties, bijvoorbeeld wanneer het gezag van die ouder al eens eerder is beëindigd of de overlevende ouder al behoorlijk lang buiten beeld is.
Ook van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming mag worden verwacht dat zij dit uitgangspunt hanteren. Dat is in deze zaak niet het geval geweest. De Raad voor de Kinderbescherming wilde onderzoeken of de vader de kinderen wel kon verzorgen en opvoeden. Maar voor elke ouder, en dus ook voor deze vader, geldt dat je geen examen als ouder hoeft te doen. Het is omgekeerd: alleen als overduidelijk is dat deze vader het niet kan, is er reden af te wijken van het uitgangspunt hem met het gezag te belasten. De Jeugdbeschermers vonden het tegen het belang van de kinderen ingaan de vader met het gezag te belasten. Dat baseerden zij echter op verschillende aannames die niet onderzocht of onderbouwd waren. Vanaf het begin is de vader door hen buiten beeld gehouden en is er ingezet op hechting met het pleeggezin.

De rechtbank vindt het begrijpelijk dat vlak na het overlijden er een crisissituatie was en dat ervoor gekozen is de kinderen in een pleeggezin te plaatsen. Maar daarna had het anders gemoeten. Het is onjuist geweest vanaf het begin in te zetten op onthechting van de vader en hechting met het pleeggezin. Dat de kinderen inmiddels 10 maanden in het pleeggezin verblijven en daar gewend zijn, mag en kan geen reden zijn de vader niet met het gezag te belasten. De kinderen hebben al geen moeder meer, zij moeten niet ook nog van een vader beroofd worden.

De wet is duidelijk: de plek van de vader als overlevende ouder staat gewoon voorop. Hij zal dus met het gezag worden belast. Daarnaast heeft de rechtbank de kinderen vanwege hun bedreigde ontwikkeling voor 12 maanden onder toezicht gesteld. In overleg met de pleegouders, de vader en de Jeugdbeschermers moet bezien worden hoe de overgang naar de vader vorm gegeven zal worden en welke zorgregeling passend is. 

Categorie:
Provincie: