donderdag, 4. februari 2021 - 17:04

Celstraf geëist om doodsteken liefdesrivaal

Foto van wetboek van strafrecht
Foto: Archieffoto ter illustratie FBF
Leeuwarden

Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland heeft zojuist bij de rechtbank in Leeuwarden een gevangenisstraf geëist van tien jaren tegen een 33-jarige Leeuwarder die op 4 april vorig jaar in de woning van zijn ex-partner in Oosterwolde een 44-jarige man uit Bovensmilde met een mes dodelijk zou hebben verwond.

De verdachte staat ook terecht op verdenking van mishandeling van de bewoonster.

Bebloed shirt

Op 4 april kreeg de politie melding van een ruzie in een woning in Oosterwolde. Aanrijdende verbalisanten werden door omstanders richting een nabijgelegen tankstation gewenkt. Daar troffen zij het slachtoffer met een bebloed shirt aan.

Hoewel het slachtoffer nauwelijks aanspreekbaar was, kon hij nog wel bevestigen betrokken te zijn geweest bij een ruzie aan de Gijenham. Op de vraag wie hem had gestoken, antwoordde hij; “de ex”. Hierop zakte het slachtoffer in elkaar, en tijdens de hulpverlening ter plaatse door ambulancepersoneel werden meerdere steekwonden zichtbaar. Gedurende het vervoer in de ambulance kwam hij te overlijden.

Handgemeen

De 34-jarige Leeuwarder kon al snel worden aangemerkt als verdachte op basis van de verklaring van de bewoonster van de woning waar het tot een fysieke confrontatie was gekomen tussen de verdachte – de ex van de bewoonster -  en het slachtoffer. Op 6 april 2020 kon hij worden aangehouden.

Het handgemeen ontstond toen de verdachte vroeger dan verwacht de kinderen kwam terug brengen. Toen hij via de achterdeur met de kinderen de woning binnenkwam, zat het latere slachtoffer in de hoek van de woonkamer.

Steekletsel in het hart

Een getuige verklaart het slachtoffer die middag de woning te hebben zien verlaten. De getuige hoorde ruzie, hoorde dingen vallen en na enige tijd hoorde de getuige een man zeggen “ok ik ga”. De getuige zag het slachtoffer bij zijn bus staan, en zag dat er iets was. Hij was bezweet en ontdaan, met een “glazig hoofd” en leunde tegen zijn stuur. De getuige omschrijft dat het leek alsof slachtoffer in shock was. Uiteindelijk reed het slachtoffer weg, en kort daarna hoorde de getuige een traumahelikopter en politieauto’s.

De patholoog heeft drie steekletsels en twee snijletsels vastgesteld. Zijn overlijden wordt verklaard door de gevolgen van één steekletsel in het hart.

‘In het mes gelopen’

De bewoonster heeft de worsteling tussen de mannen slecht korte tijd gezien; zij vluchtte met de kinderen naar de bovenverdieping. Bij de rechter-commissaris oppert de verdachte  dat de steek- en snijwonden wellicht zijn ontstaan toen hij en het slachtoffer vielen. Verder verklaart verdachte dat het slachtoffer meermalen in zijn mes zou zijn gelopen: ‘Ik had het mes maar in mijn hand, hij kwam zelf rennen drukte ik er in.’ En: ‘Hij is wel drie keer tegen het aanrecht gelopen terwijl ik het mes in mijn hand had’.

Volgens de officier is het ‘volstrekt onrealistisch dat verdachte het mes enkel voor zich heeft gehouden, en het slachtoffer vijf keer zelf in een mes is ‘gelopen’, zoals verdachte lijkt te verklaren. Dit geldt des te meer waar het letsel aan de zijkant of aan de achterkant van het lichaam van het slachtoffer zat’.

‘Ik heb die man gestoken’

Volgens de officier strookt het ook niet ‘met de verklaringen van een drietal getuigen die verklaren kort na het feit van verdachte zelf gehoord hebben dat hij het slachtoffer heeft gestoken’.

Deze getuigen zeggen dat de verdachte verklaarde ‘…ik heb die man gestoken…’, ‘…ik heb hem gestoken…’, ‘…twee keer gestoken in de rug…’ en ‘…overal met een mes gestoken…’.

De officier: ‘De enige conclusie die op grond van het voorgaande kan worden getrokken, is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer met een mes meerdere malen in het bovenlichaam heeft gestoken, en hem hiermee van het leven heeft beroofd.’

Officier: geen sprake noodweer

Volgens de officier is er sprake van doodslag, niet van moord. ‘Al met al schept het dossier het beeld dat verdachte heeft gehandeld vanuit een reeds bestaande boosheid die omsloeg in woede toen hij het slachtoffer  in de woning van zijn kinderen en zijn ex zag. Die woede kan worden gezien als “plotselinge hevige drift”, wat volgens de Hoge Raad een contra-indicatie voor het bestaan van voorbedachte raad is.’

Van noodweer kan volgens de officier geen sprake zijn geweest. ‘Daarbij was de keuze om een mes te gebruiken passend noch geboden. Verdachte’s letsel is door de GGD-arts benoemd als “beperkt”. Duidelijk is ook dat nergens uit blijkt van het gebruik van wapens door het slachtoffer.’

Officier: ook geen sprake noodweerexces

Ook van noodweerexces kan geen sprake zijn, aldus de officier. ‘Concluderend blijkt uit het dossier dat er bij verdachte al langere tijd sprake was van hevige boosheid en verdriet over de situatie met zijn al dan niet ex, wat eerder tot fysieke en verbale agressie jegens het slachtoffer heeft geleid. En toen zag verdachte op 4 april 2020 wat hij niet wilde zien: zijn ex met het slachtoffer  in de woning van zijn kinderen. Het dossier ademt dat verdachte hierdoor het slachtoffer heeft gestoken. En het bij een confrontatie overgaan op hevig fataal geweld ten gevolge van reeds bestaande woede en verdriet, is evident niet waar noodweerexces voor bedoeld is.’

Categorie:
Provincie: