Sinds 2007 worden vogels in steden en dorpen geteld in het Meetnet Urbane Soorten (MUS) van Sovon Vogelonderzoek Nederland, georganiseerd vanuit het Netwerk Ecologische Monitoring [1]. Van 83 vogelsoorten zijn voldoende gegevens beschikbaar om een trend in het stedelijk gebied te berekenen. De indicator ‘vogels van stedelijk gebied’ geeft de gemiddelde trend weer van deze populaties in steden en dorpen.
Afname vogels van stedelijk groen
Met name vogelsoorten kenmerkend voor de drie groene typen leefomgeving in de stad gaan in aantal achteruit: bos en park (-20 procent), struweel en struiken (-30 procent) en open groen (-10 procent). Dit komt onder meer door het verder volbouwen van de stad, en voor vogels ongunstig groenbeheer in het stedelijk gebied.
Ook van een vierde groep stadsvogels - soorten die een sterke relatie hebben met bebouwing - gaan de populaties achteruit (met 10 procent): dit geldt voor negen soorten waaronder de huismus, spreeuw, zwarte roodstaart en gierzwaluw, maar alleen als de slechtvalk buiten beschouwing wordt gelaten. De slechtvalk doet het juist bijzonder goed in de stad. Als deze meegenomen wordt, neemt de populatie van deze groep toe met 22 procent.