De groep eerstelijns nabestaanden, zoals kinderen, broers en zussen, wordt steeds kleiner. "Dit is de laatste kans om mensen bij leven te informeren over het lot van hun familie", vertelt kapitein Geert Jonker, commandant van de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL). Samen met de Oorlogsgravenstichting doen zij de komende jaren onderzoek naar 'De 100 van Loenen'. De meesten kwamen tijdens de oorlog in Nederland om het leven of tijdens dwangarbeid in Duitsland.
Verhaal
De stoffelijke resten van steeds 10 personen worden naar het BIDKL-laboratorium in Soesterberg gebracht. "Het verhaal zit in de resten. We kunnen iemands lengte, leeftijd en vaak de doodsoorzaak vaststellen." Dit DNA-profiel wordt ook opgeslagen in de DNA-bank voor vermiste personen. Het biologisch profiel is het startpunt voor verder (archief) onderzoek. "Het streven is om binnen een jaar alle 103 onbekenden op te graven. Het verdere onderzoek kan nog jaren duren."
Meer namen
3 onbekende Nederlanders kregen dankzij zo’n onderzoek onlangs nog hun identiteit terug. Een van hen was Piet de Vries, de opa van Ingrid de Ruiter-de Vries. "Het is heel bijzonder om eindelijk te weten waar hij is. Na mijn zoektocht van anderhalf jaar is hij opgegraven. Mijn vader moest er even over nadenken, maar besloot DNA af te staan. Een half jaar later, in juli vorig jaar, hoorden we dat het inderdaad om mijn opa ging. Ik vind het fijn dat hij hier een graf heeft dat we kunnen bezoeken. Ik hoop dat er binnenkort meer namen op de graven staan."