Van der Steur schreef dit in een brief aan de kamer als antwoord op vragen van D66-voorman Alexander Pechtold. Deze wilde weten of Teeven vervolgbaar was en of er alsnog aangifte gedaan kon worden.
De gedragingen zouden volgens Van der Steur toen nog onder heling. Hierbij moet zijn aangetoond dat geld of goederen door een misdrijf zijn verkregen.