dinsdag, 11. augustus 2020 - 11:51

Cel geëist wegens brandstichting om opstrijken verzekeringsgeld

Foto  van rechtbank | Archief EHF
Foto: Archief EHF / foto ter illustratie
Roden

Het Openbaar Ministerie Noord-Nederland heeft dinsdag voor de rechtbank in Assen vier jaren gevangenisstraf geëist tegen verdachten J. (37) en C. (23) van een brandstichting in een pizzeria op 15 maart van dit jaar in Roden.

De brand in de pizzeria werd in de vroege ochtend ontdekt door een voorbijganger. De brandweer kon het pand niet behouden en richtte zich op het behoud van het aangrenzende pand, waar een gezin lag te slapen op het moment dat het vuur uitbrak. Even werd gevreesd door de brandweer dat het vuur zou overslaan naar het achtergelegen gemeentehuis.

Benzine via brievenbus

Onderzoek leverde bewijs op van brandstichting. Waarschijnlijk via de brievenbus is een brandbare vloeistof naar binnen gegoten en daarna aangestoken. Op camerabeelden is een man te zien die rond 05:33 uur enkele keren op en neer liep bij de pizzeria.

Op 29 april en op 5 mei werden de mannen aangehouden. Beiden ontkenden aanvankelijk, maar geconfronteerd met getapte gesprekken, camerabeelden en telefoongegevens bekenden de mannen: ze wilden met de brandstichting de verzekeringspenningen opstrijken.

“Verdachte J. geeft aan dat hij het financieel heel slecht had, niet meer rond kon komen en zijn gezin amper voldoende eten kon geven. Dit had hij besproken met verdachte C. die toen met het idee kwam om brand te stichten zodat J. geld zou krijgen van de verzekering”, aldus de officier.

Volgens de eigenaar J. liep het plan uit de hand: ‘Ik dacht dat ik geld zou krijgen, dat ik mijn schulden zou kunnen aflossen. Maar ik wil niet die zaak zo worden, ik wil gewoon een klein beetje branden, een beetje geld pakken, 10.000 euro.’

Financiële problemen

Medeverdachte C. verklaarde op de hoogte te zijn geweest van de financiële problemen van J. en wilde hem helpen met het idee van de brandstichting. ‘Maar het was of dat of alles failliet, die man heeft zelf vijf kinderen, een vrouw, een auto en die moet geld op tafel brengen. We wilden niet aan de drugs en er waren geen andere opties, ik ben er niet trots op, maar zo is het gegaan’, bekende C. tegenover de recherche

Uit de verklaringen blijkt dat het C. is die de brand uiteindelijk heeft gesticht: ‘Ik loop naar de zaak, ik had de tas bij mij, bij de pizzeria pakte ik de benzine, ik stak het aan, ik dacht nog of ik dit moest doen. Maar ja, ik was er toch. Ik heb de benzine in de brievenbus gedaan, een flesje, beetje spuiten, toen was het ja...’

Medeplegen

Volgens de officier heeft verdachte J. zich schuldig gemaakt aan medeplegen, ondanks dat hij geen feitelijke uitvoeringshandelingen bij de brandstichting heeft verricht. “Fysieke aanwezigheid bij de uitvoering van een delict is niet noodzakelijk om van medeplegen te kunnen spreken. De wezenlijke bijdrage die wordt vereist om medeplegen aan te nemen kan volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ook bestaan in verschillende gedragingen voor, tijdens dan wel na het plegen van het feit.”

“En die wezenlijke bijdrage heeft J. geleverd door in te stemmen met het stichten van brand om geld te krijgen, door zijn benzine mee te nemen, door midden in de nacht samen met zijn medeverdachte naar Roden te rijden, waarbij zowel J. als C. een stuk gereden hebben, door op C. te wachten in de nabijheid van de pizzeria zodat ze weer weg konden rijden. Daarnaast was het hele plan gericht op financieel voordeel voor J., dat was het doel, dat was de reden waarom er überhaupt over brandstichting werd gesproken.”

De officier: “J. heeft niets gedaan om C. tegen te houden, hij heeft zich niet onttrokken, maar is op hem blijven wachten en vervolgens rustig met hem teruggereden, ze hebben zelfs nog wat drinken gekocht. Ook in de dagen na de brand heeft hij zich niet gemeld, maar wordt tussen beide verdachten wel gesproken over de herkenbaarheid op beelden en over geldbedragen.”

Mensenlevens op spel

De officier: “Door hun handelen hebben verdachten mensenlevens op het spel gezet. Het is niet aan de verdachten te danken dat dit geen brand met een fatale afloop is geworden. Door een oplettende voorbijganger –die adequaat heeft gehandeld– kon erger worden voorkomen. Door de brandstichting is de pensioenvoorziening verwoest van de pandeigenaar. Bij dergelijk handelen is slechts één straf op zijn plaats en dat is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.”