Op 1 januari 2014 woonde 58 procent van de alleenstaande ouders tussen de 25 en 40 jaar binnen vijf kilometer van hun moeder. Bij paren met thuiswonende kinderen was dat met51 procent iets minder. Ouders bieden hun volwassen kinderen vaak praktische hulp, bijvoorbeeld als oppas voor de kleinkinderen. Dit soort steunverlening is gemakkelijker als familie in de buurt woont.
Alleenstaanden en paren zonder kinderen wonen minder vaak op korte afstand, en juist vaker op meer dan vijftig kilometer van hun moeder. Het gaat hierbij om alle volwassenen van wie de moeder begin 2014 nog in leven was en in Nederland woonde; dat was het geval voor ruim de helft van de 13,4 miljoen volwassen
Vier op de tien volwassenen wonen dicht bij oudere moeder
Ouders kunnen hulp bieden aan (jonge) gezinnen, maar met het stijgen van de leeftijd neemt de kans toe dat ze zelf hulp nodig hebben. Ook dan is het prettig als ouders en kinderen niet te ver van elkaar vandaan wonen. Bijna 1,5 miljoen Nederlanders hebben een moeder die tussen de zeventig en tachtig jaar is, en ruim 1 miljoen hebben een moeder van tachtig jaar of ouder. Op oudere leeftijd wonen kinderen gemiddeld iets verder bij hun moeder vandaan dan op jongere leeftijd, maar de verschillen zijn niet zo groot.
Van de 65-plussers woont 40 procent binnen vijf kilometer van hun moeder, van de 35- tot 55-jarigen is dat 47 procent. Jongvolwassenen (jonger dan twintig jaar) wonen overwegend nog in het ouderlijk huis. Ruim de helft van de 20- tot 25-jarigen woont ook nog thuis, maar daarna daalt het aantal thuiswonenden snel. Bij de oudere leeftijdsgroepen kan het ook andersom zijn, dan woont de oudere moeder bij het kind in.