donderdag, 19. november 2020 - 13:32

Nederlandse gezondheidsuitgaven op tiende plaats in Europa

operatie-patient-ziek
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Den Haag

Nederland gaf in 2018 en 2019 10 procent van het bruto binnenlands product uit aan gezondheidszorg. Binnen Europa geven 9 landen meer en 21 landen minder uit. In Nederland wordt relatief veel geld besteed aan (langdurige) zorg en relatief weinig aan (para)medische zorg. Dat blijkt uit het later vandaag te verschijnen rapport Health at a Glance: Europe 2020 van de OESO en de Europese Commissie.

Aan gezondheidszorg spendeerde Nederland in 2019 80,9 miljard euro en in 2018 77,2 miljard euro. In beide jaren was dat circa 10 procent van het bruto binnenlands product. Dat is vergelijkbaar met het percentage gezondheidszorguitgaven in Noorwegen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Zwitserland, Duitsland en Frankrijk gaven het meeste uit aan gezondheidszorg in verhouding tot het bbp. Nederland staat met dit percentage in 2018 op plaats 10 op een lijst van 31 Europese landen. 2018 is het recentste jaar waarvoor een vergelijking mogelijk is tussen Europese landen op een aantal onderdelen van de gezondheidszorguitgaven.

Voor de bepaling van de uitgaven maakt het niet uit op welke wijze de zorguitgaven worden gefinancierd. Alle uitgaven aan zorgaanbieders via de zorgverzekering, de aanvullende verzekering, de Wet langdurige zorg, door de gebruiker zelf, door bedrijven of direct door de overheid worden meegerekend. Gezondheidszorg volgens de internationale definitie omvat niet alle zorg in Nederland. Hierin zitten bijvoorbeeld niet de uitgaven voor langdurige zorg in de vorm van begeleiding en huishoudelijke verzorging, en het grootste deel van uitgaven voor jeugdzorg.

Nederland gaf in 2018 50,3 miljard euro uit aan medische of paramedische zorg, 6,5 procent van het bbp. Vergeleken met andere Europese landen is dit relatief weinig. Nederland staat voor deze vorm van zorguitgaven op de 19de plaats van 31 Europese landen. Zwitserland geeft aan (para)medische zorg relatief het meeste uit.

De uitgaven aan langdurige zorg voor behandeling, verpleging en persoonlijke verzorging (langdurige zorg) zijn in Nederland dan weer hoog in vergelijking met andere landen. In Nederland is dat 2,7 procent van het bbp. Alleen Noorwegen en Zweden geven relatief meer uit (circa 2,9 procent).

Van de Nederlandse gezondheidszorguitgaven is ruim 65 procent besteed aan medische of paramedische zorg. Dit is het laagste percentage van alle in het onderzoek betrokken Europese landen. In Slowakije wordt het grootste deel van de zorguitgaven gedaan aan (para) medische zorg.

Per inwoner bedroegen de uitgaven aan gezondheidszorg in 2019 in Nederland 4 665 euro. Dit is een stijging van ruim 4 procent ten opzichte van 2018 (4 480 euro). Ook hierop is een vergelijking voor 2018 mogelijk met de andere Europese landen, indien er  gecorrigeerd wordt voor prijsverschillen. In Zwitserland zijn de gezondheidszorguitgaven per inwoner (gecorrigeerd voor prijsverschillen)  het hoogst. Nederland staat op de vijfde plaats op de lijst. Ook is zichtbaar dat Luxemburg relatief hoge uitgaven per inwoner heeft in vergelijking met de gezondheidszorguitgaven als percentage van het bbp. Dat komt doordat een groot deel van het Luxemburgse bbp geproduceerd wordt door niet-inwoners.