donderdag, 3. december 2020 - 14:57

We zeggen vaker ‘Ik hou van jou’ tegen hond dan tegen moeder

Puppy
Foto: Mosherhar
Groningen

Nederlanders zeggen vaker ‘Ik hou van jou’ tegen hun huisdieren, dan tegen hun eigen ouders. Dat blijkt uit een enquête van het tijdschrift Quest Psychologie. Tegen hun partners en hun kinderen zeggen mensen het vaakst dat ze van hen houden.

45 procent van de ondervraagden in de enquête van Quest Psychologie zegt minstens één keer per maand ‘Ik hou van jou’ tegen zijn partner. Kinderen staan met 44 procent op nummer twee. Op drie: onze huisdieren. 35 procent zegt het minimaal maandelijks tegen zijn viervoeter. Moeders en vaders moeten het doen met respectievelijk 26 en 17 procent.

Is het nodig om te zeggen?  

De ik-hou-van-jou-internetenquête, onder ruim 3000 mensen, is onderdeel van een artikel in de nieuwe editie van Quest Psychologie. Dat stuk gaat over de vraag: is het erg als ouders nooit ‘Ik hou van jou’ tegen hun kinderen zeggen? De Amerikaanse hoogleraar Kory Floyd, die onderzoek doet naar affectieve communicatie, zegt dat kinderen vooral het gevoel moeten hebben dat hun ouders van hen houden. ‘Daarvoor hoeven ze dat niet per se te horen.’ Vraag je kinderen (tussen de drie en de zeven jaar oud) hoe ze weten dat hun ouders van hen hielden, dan antwoorden ze het vaakst dat hun ouders met hen spelen of iets ondernemen, zoals stoeien, een spelletje doen of samen lezen.

We willen het vaker horen

Ouders die nooit ‘Ik hou van jou’ tegen hun kroost zeggen, zijn met 6 procent een minderheid, zo blijkt uit de enquête. 4 procent van de ondervraagden zegt die woorden nooit tegen zijn geliefde. Nog eens 4 procent heeft überhaupt nog nooit tegen iemand gezegd ‘Ik hou van jou’.

Tot slot: krijgen de geënquêteerden zelf vaak genoeg te horen dat iemand van ze houdt? Niet echt. 67 procent zou de woorden vaker willen horen.  

Categorie:
Provincie:
Tag(s):